Lammers | Thijssen Advocaten Arbeidsrecht

Een vervalst coronatestbewijs reden voor ontslag op staande voet

Naar aanleiding van een ziekmelding is de werknemer uitgenodigd voor het spreekuur van de bedrijfsarts.

Voorafgaand aan het geplande bezoek bij de bedrijfsarts heeft de werknemer per e-mail laten weten dat hij vanwege een positieve coronatest niet in staat was naar de afspraak te komen. Bij deze e-mail heeft de werknemer een testbewijs meegestuurd dat zou zijn afgegeven door het Coronatestcenter.

Het was de werkgever opgevallen dat de op het testbewijs vermelde geboortedatum niet de geboortedatum van de werknemer was en daarnaast week het lettertype waarmee de naam van de werknemer vermeld was op het coronatestbewijs af van het lettertype van de overige tekst van het document.

Werkgever heeft werknemer hiervan in kennis gesteld en gevraagd om tekst en uitleg. Bij het uitblijven van een reactie van de werknemer heeft de werkgever de werknemer gesommeerd om op kantoor te verschijnen. Werknemer kon tijdens het gesprek de onregelmatigheden in het document niet verklaren maar bevestigde dat het coronatestbewijs echt was.

Werkgever heeft vervolgens contact opgenomen met het Coronatestcenter waaruit bleek dat het testcenter geen testlocaties heeft in Rotterdam alsook dat van de op het document voorkomende unieke lettercode al meer dan twee maanden geen gebruik meer werd gemaakt.

De werknemer is hierop door de werkgever op staande voet ontslagen. Als dringende reden is benoemd het vervalsen van een testverklaring als gevolg waarvan volgens de werkgever sprake was van valsheid in geschrifte.

Werknemer bestrijdt het ontslag op staande voet en stelt zich onder andere op het standpunt dat de werkgever in strijd zou hebben gehandeld met de AVG en de werkgever op onrechtmatige wijze bewijs zou hebben verkregen. De werkgever zou in zijn ogen niet hebben  mogen vragen naar het coronatestbewijs.

Volgens de rechter is voldoende komen vast te staan dat de werknemer aan zijn werkgever een vervalst testbewijs heeft verstrekt. Het valselijk opmaken of vervalsen van een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken, geldt als valsheid in geschrifte en is strafbaar gesteld. Door het zich schuldig maken aan een dergelijk misdrijf om de werkgever te misleiden, heeft de werkgever het vertrouwen van zijn werkgever volgens de rechter geschaad. De werkgever was terecht tot ontslag op staande voet overgegaan.

De rechter vond het verder van belang dat de werknemer nog kort in dienst was en dat de werknemer, ook nadat hij door de werkgever was geconfronteerd met de door haar gestelde onregelmatigheden, is blijven volharden in zijn standpunt dat het om onvervalst testbewijs ging.

Tot slot bevestigt de rechter nog – conform vaste rechtspraak – dat het enkele feit dat bewijs onrechtmatig is verkregen, niet zonder meer tot gevolg heeft dat dit bewijs moet worden uitgesloten. Hier kwam ook bij dat de werknemer uit eigen beweging het testbewijs aan zijn werkgever had verstrekt. De werkgever mocht volgens de rechter ook de juistheid van het coronatestbewijs verifiëren bij het Coronatestcenter omdat er geen ander geschikter en minder verstrekkend middel was om te controleren of de werknemer de waarheid sprak. Werknemer is blijven volharden in zijn stelling dat het testbewijs echt was, ondanks meerdere gesprekken hierover met zijn werkgever.