Wijzigingen in de maak voor het concurrentiebeding
Een concurrentiebeding verbiedt een (meerderjarige) werknemer om na het einde van de arbeidsovereenkomst werkzaam te zijn bij concurrenten van de werkgever, dit dan voor een bepaalde periode. Het beding is geregeld in artikel 7:653 van het Burgerlijk Wetboek.
Uit de praktijk volgt dat relatief veel werkgevers een concurrentiebeding opnemen in een arbeidsovereenkomst. Het zonder goede grond inzetten van een concurrentiebeding is volgens Minister Van Gennip (SZW) echter onnodig beperkend voor werknemers en daardoor ook niet goed voor een doorstroom op de (nu krappe) arbeidsmarkt. Daarom zullen de volgende wijzigingen worden uitgewerkt in een wetsvoorstel.
- Het concurrentiebeding wordt wettelijk begrensd in duur. Wij hebben vernomen dat een maximale duur van een jaar wordt beoogd.
- Het concurrentiebeding moet geografisch worden afgebakend, specifiek en gemotiveerd in het contract.
- De werkgever moet voor de geldigheid van het beding ook in arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd het zwaarwichtig bedrijfsbelang van een concurrentiebeding motiveren (dit geldt al voor tijdelijke arbeidsovereenkomsten).
- Als een werkgever een vertrekkende werknemer aan het concurrentiebeding houdt, moet de werkgever een vergoeding betalen aan de werknemer. Dit wordt een wettelijk bepaald percentage van het laatstverdiende salaris. Een dergelijke vergoeding moet ervoor zorgen dat werkgevers een concurrentiebeding niet onnodig opnemen en inroepen.
Dit wetsvoorstel wordt naar verwachting eind 2023 ter internetconsultatie aangeboden. Er worden dus niet eerder dan op zijn vroegst in 2024 daadwerkelijk wijzigingen verwacht.
Lammers|Thijssen Advocaten Arbeidsrecht houdt u uiteraard op de hoogte van de verdere ontwikkelingen.