Lammers | Thijssen Advocaten Arbeidsrecht

Werkgever, let op bij het niet meer oproepen van een oproepkracht

Een toch wel verassende uitkomst in een uitspraak van de kantonrechter Rotterdam van 14 oktober 2022, welke hier volledig is te vinden.

Een oproepkracht is op 5 april 2022 in dienst getreden bij een werkgever in de functie van basis instructeur op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden. Er zijn geen vaste uren afgesproken per maand of jaar dus de kantonrechter kwalificeert deze arbeidsovereenkomst als een oproepovereenkomst.

De werkgever is vervolgens niet tevreden over het functioneren van de oproepkracht en laat na twee maanden weten dat de oproepkracht om die reden niet meer zal worden opgeroepen. Dit gebeurt ook niet meer en de oproepkracht heeft ook niet meer gewerkt. De oproepkracht vordert het resterende loon over de vier maanden dat het contract nog duurt.

De kantonrechter is van oordeel dat het niet meer oproepen van de oproepkracht feitelijk gelijk is aan het opzeggen van de oproepovereenkomst en dat slechts tussentijds kan worden opgezegd als de werkgever en de werknemer dat gezamenlijk schriftelijk waren overeengekomen, dat bleek niet het geval. De oproepkracht had dus nog recht op loon volgens de kantonrechter, dit zou alleen anders zijn als het niet verrichten van de werkzaamheden voor rekening van de oproepkracht behoorde te komen. Daar was geen sprake van.

Voor de hoogte van de loonvordering werd aansluiting gezocht bij artikel 7:610b BW. Op basis van artikel 7:610b BW wordt, indien een arbeidsovereenkomst ten minste drie maanden heeft geduurd, de bedongen arbeid vermoed gelijk te zijn aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden. Echter werden hier de eerste twee maanden in acht genomen om de gemiddelde urenomvang te berekenen, omdat de oproepkracht maar twee maanden had gewerkt.

Voor de praktijk

Wat valt er uit deze uitspraak te leren? Ons advies voor de werkgeverspraktijk is om in ieder geval een tussentijds opzegbeding op te nemen, dus ook in de oproepovereenkomsten, en om een oproepkracht niet op te roepen als er onvoldoende werk is, maar voorzichtig te zijn om andere redenen te noemen voor het niet oproepen van de oproepkracht.