Lammers | Thijssen Advocaten Arbeidsrecht

Gepleegde fraude door werknemer ontdekt na sluiten beëindigingsovereenkomst

Aantasten van een beëindigingsovereenkomst

Het komt meer zelden voor dat een eenmaal gesloten beëindigingsovereenkomst (ook wel vaststellingsovereenkomst) later op grond van een wilsgebrek, zoals dwaling, kan worden aangetast door één van de partijen. De aard van de vaststellingsovereenkomst staat in beginsel immers aan een succesvol beroep op dwaling in de weg. De specifieke rechtsfiguur van de vaststellingsovereenkomst strekt immers juist tot het beëindigen of het voorkomen van een onzekerheid of geschil en heeft in zoverre dus een finaal karakter.

De feiten in deze zaak

In deze kwestie ging het echter om een ontdekking van ernstige fraude gepleegd door een hoofd financiële administratie. Met deze werknemer was reeds eerder een beëindigingsovereenkomst gesloten, waarbij aan werknemer een ontslagvergoeding van € 38.500,- bruto werd toegekend, dit tegen finale kwijting over en weer. Tevens deden partijen in deze overeenkomst afstand van hun recht om de vaststellingsovereenkomst te (laten)ontbinden, te vernietigen of de nietigheid in te roepen om welke reden dan ook.

Werkgever doet aangifte van verduistering in dienstbetrekking, hetgeen leidt tot een strafrechtelijke (onherroepelijke) veroordeling van werknemer.

Werkgever wil vervolgens ook de geleden schade door de fraude (inmiddels vastgesteld voor de periode 2005-2006 op € 14.538 en voor de periode 2007 tot 2012 op € 308.817,50) vergoed krijgen en terugbetaling van de ontslagvergoeding. Werkgever start een civiele procedure. De hoofdvraag in die procedure is of de beëindigingsovereenkomst met een beroep op dwaling – kort gezegd een onjuiste voorstelling van zaken – kan worden aangetast en werkgever de geleden schade alsnog op de ex-werknemer kan verhalen.

Rechtbank en Hof

Werkgever krijgt gelijk bij de kantonrechter, maar de ex-werknemer gaat in hoger beroep.

Volgens het Hof – die het met de kantonrechter eens is – is het niet zo dat een vaststellingsovereenkomst nooit ten gevolge van een wilsgebrek kan worden aangetast. Het karakter van de vaststellingsovereenkomst verzet zich niet tegen een op dwaling gegronde aantasting van de vaststellingsovereenkomst wanneer de dwaling juist op het conto van de wederpartij valt te schrijven, omdat zij bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst onjuiste informatie heeft verstrekt of relevante informatie voor zich heeft gehouden.

In dit geval gaat het om een jarenlang patroon van ernstige fraude door ex-werknemer in zijn positie van hoofd financiële administratie, gepleegd uitsluitend te eigen bate en ten nadele van zijn werkgever. Dit was bij het aangaan van de beëindigingsovereenkomst niet bij de werkgever bekend, maar wel bij de ex-werknemer en hij heeft daarvan bij de onderhandelingen over de beëindigingsovereenkomst geen mededeling aan werkgever gedaan. Dat gegeven maakt dat ex-werknemer redelijkerwijs niet mocht verwachten dat werkgever ontbinding van de overeenkomst ook uitsloot voor de situatie dat die fraude later aan het licht zou komen. Deze bepaling strekt niet verder dan het bereik van de vaststellingsovereenkomst en sluit niet in de (totstandkoming van de) vaststellingsovereenkomst zelf.

De ex-werknemer moet de ontslagvergoeding terugbetalen, alsmede de vastgestelde bedragen in het kader van de gepleegde fraude.

Praktisch

Deze uitspraak geeft aan dat het mogelijk is om op grond van later ontdekte feiten toch een vaststellingsovereenkomst te kunnen aantasten. De formulering van de vaststellingsovereenkomst en het vastleggen van de bedoelingen van partijen blijft echter relevant. Mocht u daar vragen over hebben dan kunt u contact opnemen met één van onze specialisten arbeidsrecht.