Lammers | Thijssen Advocaten Arbeidsrecht

Wrap-up meest relevante (aankomende) wet- en regelgeving 2026/2027


Per 2027 geen rapportageplicht mobiliteit?

Vanaf 2027 (op zijn vroegst per 1 januari 2027) hoeven werkgevers met 100 tot 250 werknemers niet meer te rapporteren over het woon-werkverkeer en het zakelijke verkeer van hun werknemers als het aan het kabinet ligt. De rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit (WPM) zou dan worden geschrapt voor het mkb. De Eerste en Tweede Kamer dienen zich nog over de plannen te buigen.


Wetsvoorstel gedragscode ongewenst gedrag

Werkgevers met 10 of meer werknemers worden op grond van de Arbeidsomstandighedenwet verplicht om een gedragscode te hebben en te delen met werknemers. Hier moet onder meer het volgende in zijn opgenomen:

  1. wat wordt verstaan onder ongewenst gedrag;
  2. een duidelijke en begrijpelijke omschrijving van voorbeelden van gedragingen die in ieder geval ongewenst zijn, denk aan pesten, discriminatie, (seksuele)intimidatie, agressie en geweld;
  3. de mogelijkheden tot ondersteuning voor werknemers en werkgevers wanneer zij te maken krijgen met ongewenst gedrag;
  4. de maatregelen en sancties die volgen op overtreding van de regels uit de gedragscode;
  5. de functie van de persoon die werknemers kunnen aanspreken met vragen of opmerkingen over de gedragscode.

De beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel is 1 juli 2026.


Wetsvoorstel Wet Loontransparantie

De implementatie van deze Europese Richtlijn is uitgesteld naar 1 januari 2027. Het wetsvoorstel zal in 2026 in het parlement worden behandeld. Hoofdpunten van dit wetsvoorstel zijn:


Wetsvoorstel Meer zekerheid Flexwerkers

Als na de Tweede Kamer ook de Eerste Kamer instemt, treedt de wet per 1 januari 2027 in werking. Het onderdeel gelijke beloning voor uitzendkrachten kan al een jaar eerder in werking treden, op 1 januari 2026.


VBAR-wetsvoorstel (Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties)

Dit wetsvoorstel zou het onderscheid tussen werknemers en zelfstandigen moeten verduidelijken om zo schijnzelfstandigheid tegen te gaan. Op hoofdlijnen zetten wij het beoordelingskader hieronder uiteen.

Stap 1: Werknemer

Indien er geen sprake is van een vorm van sturing, is ook geen sprake van een werknemer. Er is dan sprake van een zelfstandige. Indien wel sprake is van een vorm van sturing, komt stap 2 aan de orde:

Stap 2: Zelfstandige

Indien de werkende niet voor eigen rekening en risico werkt, gedraagt de werkende zich als een werknemer, dan is volgens dit wetsvoorstel sprake van een arbeidsovereenkomst. Indien wel sprake is van sturing én tegelijkertijd zelfstandig ondernemerschap, moet worden afgewogen waar het zwaartepunt van de werkzaamheden ligt. Als dit zwaartepunt ligt bij sturing, dan is sprake van een arbeidsovereenkomst. Als dit zwaartepunt ligt bij het werken voor eigen rekening en risico, zal sprake zijn van zelfstandigheid.

Daarnaast bevat het wetsvoorstel het al eerder aangekondigde rechtsvermoeden inzake het uurtarief. Zelfstandigen die minder dan € 36 per uur verdienen, zullen het standpunt kunnen innemen dat zij werkzaam zijn als werknemer.

Het kabinet streeft ernaar om de wet per 1 juli 2026 in werking te laten treden.

Daarnaast werken de partijen VVD, D66, SGP en CDA aan een alternatief wetsvoorstel: de Zelfstandigenwet. Dit wetsvoorstel moet het duidelijk maken wanneer iemand als zzp’er voor een zakelijke opdrachtgever mag werken. Daarvoor gelden 3 toetsingscriteria: een zelfstandigentoets, een werkrelatietoets en een sectorale toets. Dit wetsvoorstel is recent gepubliceerd voor internetconsultatie. Het is nu nog onduidelijk of, en zo ja, welk voorstel zal worden aangenomen.


Wetsvoorstel Zelfstandigenwet

Op 26 mei 2025 is het initiatiefwetsvoorstel Zelfstandigenwet in internetconsultatie gegaan. Het wetsvoorstel introduceert een zelfstandigentoets en een werkrelatietoets.

De voorwaarden uit de zelfstandigentoets zijn:

De voorwaarden uit de werkrelatietoets zijn:

Het wetsvoorstel voorziet in een aparte toetsingscommissie die werkrelaties waar nodig kan beoordelen.


Wetsvoorstel modernisering concurrentiebeding

Met het wetsvoorstel modernisering concurrentiebeding wordt de huidige regelgeving ingrijpend gewijzigd. Het voorstel introduceert strengere voorwaarden, een maximale duur en een verplichte vergoeding voor werkgevers die het beding willen inroepen.

Een geldig concurrentie-/relatiebeding overeenkomen

Een werkgever die een werknemer wenst te houden aan een concurrentie- en/of relatiebeding zal dit (dat een werknemer gehouden wordt aan het beding en voor welke periode) schriftelijk en tijdig – namelijk één (1) maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst – aan de werknemer kenbaar moeten maken. Als aan deze formele vereisten niet is voldaan, dan is de werknemer daar niet meer aan gebonden.

Voor de concurrentie-/relatiebedingen die zijn overeengekomen voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Wetsvoorstel geldt eerbiedigende werking.

Echter, wel zullen op bestaande bedingen de volgende regels met onmiddellijke ingang gaan gelden:

De internetconsultatie heeft plaatsgevonden. Nadat advies is gevraagd aan de Raad van State dienen ook de Tweede en Eerste Kamer zich nog uit te laten over het wetsvoorstel. Eerder werd beoogd dat de wijzigingen in Q4 van 2025 zouden ingaan. Nu is deze termijn verschoven naar Q1 van 2026.


Wetsvoorstel beperken compensatieregeling transitievergoeding

De hoofdpunten van dit voorstel luiden als volgt:

De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 juli 2026. Overgangsrecht: voor alle gevallen waarin het verzoek tot compensatie is ingediend voor 1 juli 2026 blijft de huidige wet- en regelgeving gelden. Dit betekent: compensatieregeling wijzigt al voor bestaande ziektegevallen waarbij de laatste ziektedag na 29 juni 2026 ligt!

Laatste ontwikkelingen

De Raad van State heeft op 17 september 2025 geadviseerd om het wetsvoorstel niet zonder aanpassing aan te bieden aan de Tweede Kamer. Geadviseerd is om een verplichte betaling van de transitievergoeding in geval van ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid af te schaffen, zodat de compensatieregeling overbodig wordt.

Op 5 december 2025 is het wetsvoorstel echter zonder verdere aanpassing zoals geadviseerd door de Raad van State ingediend bij de Tweede Kamer. Het is nu aan de Tweede en Eerste Kamer. We houden u van de verdere ontwikkelingen op de hoogte.

Verder is nog relevant op te merken dat: