Lammers | Thijssen Advocaten Arbeidsrecht

Werkgever heeft zekere mate van vrijheid bij beoordeling

De kantonrechter Rotterdam heeft op 8 augustus 2016 de arbeidsovereenkomst van een werknemer ontbonden. De kantonrechter oordeelde onder meer dat de werkgever, in deze zaak een school, een zekere mate van vrijheid heeft bij het beoordelen van zijn werknemers voor wat betreft de wijze waarop zij de werkzaamheden uitvoeren en bij het al of niet bekwaam achten van een werknemer voor zijn functie. De kantonrechter toetst daarbij slechts marginaal of de gestelde eisen redelijk zijn.

Aan het ontbindingsverzoek legt de school ten grondslag dat al vanaf het begin van het dienstverband sprake is van verminderd functioneren van werknemer. De bezetting van de loge is niet goed, bij werknemer bestaat een gebrek aan overzicht en hij is als conciërge onvoldoende zichtbaar in het gebouw. Werknemer is herhaaldelijk aangesproken op zijn functioneren waarbij hem onder meer is medegedeeld dat hij “eruit zou vliegen” wanneer er geen omwenteling in zijn functioneren zou plaatsvinden. Vanuit de school is intensieve en duurzame ondersteuning en begeleiding geboden.

Werknemer stelt zich op de eerste plaats op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst niet ontbonden kan worden wegens zijn arbeidsongeschiktheid. De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij. Hoewel volgens de rechter aannemelijk is dat de gesprekken omtrent zijn functioneren stress teweeg hebben gebracht en daarbij mogelijk ook lichamelijke klachten, volgt hieruit niet dat het verzoek met de arbeidsongeschiktheid van werknemer verband houdt.

Tevens staat volgens de rechter vast dat vanaf een zeker moment door de vestigingsdirecteur met werknemer wekelijkse gesprekken zijn gehouden. Voor wat betreft de tussen partijen bestaande mogelijke verschillen van mening over de wijze waarop de functie van werknemer diende te worden uitgeoefend geldt, dat het in beginsel tot de vrijheid van de werkgever behoort om de in zijn organisatie te verrichten werkzaamheden naar eigen inzicht vorm te geven en te organiseren. Dat brengt met zich dat de werkgever een zekere mate van vrijheid heeft bij het beoordelen van zijn werknemers voor wat betreft de wijze waarop zij de werkzaamheden uitvoeren en bij het al of niet bekwaam achten van een werknemer voor zijn functie. De kantonrechter toetst daarbij slechts marginaal of de gestelde eisen redelijk zijn. Op basis van hetgeen naar voren is gebracht zijn naar het oordeel van de kantonrechter door de school geen onredelijke eisen gesteld aan de uitoefening van de functie.

Verder is komen vast te staan dat de school werknemer in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren. Niet gebleken is overigens dat de ongeschiktheid het gevolg is van onvoldoende zorg van de school voor scholing van werknemer of voor zijn arbeidsomstandigheden. Evenmin is gebleken dat een herplaatsing van werknemer in een andere passende functie binnen een redelijke termijn mogelijk is.

De lering die uit deze uitspraak te trekken valt, is dat – ondanks dat hierover discussie kan bestaan – een werkgever kan en mag bepalen of een werknemer in voldoende mate aan het functieprofiel voldoet. Belangrijk is wel dat het de werknemer duidelijk is welke vaardigheden, competenties etc. van hem/ haar verwacht mogen worden. Het hebben van een duidelijke functieomschrijving, inclusief vereiste competenties en vaardigheden, is dan ook aan te raden. Ook is het belangrijk dat aannemelijk kan worden gemaakt – indien mogelijk met behulp van objectieve maatstaven – dat er sprake is van ondermaats functioneren, de werknemer hiervan tijdig in kennis is gesteld en hij/ zij een eerlijke kans heeft gekregen om zijn functioneren te verbeteren.