Opvallende WWZ- uitspraken
Toch transitievergoeding na rechtsgeldig ontslag op staande voet
De kantonrechter Eindhoven oordeelde op 30 juni 2016 dat werknemer op grond van artikel 7:673 lid 8 BW een deel van zijn transitievergoeding behoudt, ondanks het feit dat sprake is van rechtsgeldig ontslag op staande voet. De uitspraak is opmerkelijk te noemen omdat een werkgever in beginsel geen transitievergoeding hoeft te betalen bij een ontslag op staande voet, nu in de meeste gevallen een dergelijk ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen door de werknemer.
Op grond van artikel 7:673 lid 8 BW kan een transitievergoeding echter toch geheel of gedeeltelijk worden toegekend indien het niet toekennen ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De wetgever geeft aan dat hierbij kan worden gedacht ‘aan een relatief kleine misstap na een heel lang dienstverband’. In casu oordeelt de kantonrechter dat het wegnemen van drie pennen na een lang dienstverband, waarin werknemer altijd goed heeft gefunctioneerd, te beschouwen is als een relatief kleine misstap. Er wordt dan ook een gedeeltelijke transitievergoeding (€ 10.663,53) toegekend.
Kan een onregelmatige opzegging door de werkgever het recht op een transitievergoeding teniet doen?
Als een werknemer 24 maanden of langer in dienst is geweest op basis van een arbeidsovereenkomst en deze overeenkomst wordt door de werkgever beëindigd, heeft de werknemer recht op een transitievergoeding. In de volgende casus doet zich echter de situatie voor dat werknemer korter dan 24 maanden in dienst is en toch recht heeft op een transitievergoeding.
Werknemer is sinds 5 maart 2014 in dienst. Na verkregen toestemming van het UWV WERKbedrijf is de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen opgezegd tegen 3 maart 2016, zonder dat de werkgever daarmee rekening heeft gehouden met de geldende opzegtermijn. Werkgever heeft onregelmatig opgezegd, waarschijnlijk zodat geen dienstverband van 24 maanden ontstond en er geen verschuldigdheid zou zijn van de transitievergoeding. Werknemer verzoekt in de prodedure onder meer om toekenning van de transitievergoeding.
De kantonrechter overweegt dat het (on)bewust onregelmatig opzeggen, waardoor de arbeidsovereenkomst korter dan 24 maanden duurt, het recht van de werknemer op een transitievergoeding, die bij een regelmatige opzegging verschuldigd zou zijn, niet teniet kan doen. Dit zou in strijd zijn met de bedoeling van de wetgever bij de termijn van 24 maanden, welke bedoeling ziet op goed werkgeverschap. Een eventuele lange(re) duur van de procedure bij het UWV Werkbedrijf kan de werknemer niet het recht op transitievergoeding onthouden.
Beëindiging arbeidsovereenkomst vanwege ontbreken vereiste diploma
In deze zaak betreft het een werknemer in de functie van administratief medewerker. Voor het uitoefenen van deze functie is, volgens het Besluit Kwaliteitseisen (“Besluit”), een MBO-4 diploma vereist. Dit diploma ontbreekt bij werknemer. Ook is er geen reële mogelijkheid dat werknemer voor 1 april 2016 of 1 juli 2016 aan de eisen van het Besluit kan voldoen. Nu werknemer haar werkzaamheden niet meer kan uitvoeren, is de kantonrechter Breda op 28 juni 2016 van mening dat van werkgever redelijkerwijs niet meer gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
In onderhavig geval is ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen op grond van artikel 7:669 lid 3 onderdeel h (rest-categorie). Deze uitspraak vormt een uitzondering op de tot dusver gangbare jurisprudentie waarbij de h-grond terughoudend werd toegepast.
Voorts merkt de kantonrechter op dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst in dit geval het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Hij wist of behoorde immers te weten dat werknemer voor een bepaalde periode over een MBO 4-diploma moest beschikken om haar werk te kunnen voortzetten. Wegens het schenden van de scholingsplicht van artikel 7:611a BW wijst de kantonrechter dan ook een billijke vergoeding (€ 18.500) aan werknemer toe. Bij de hoogte van deze vergoeding houdt de kantonrechter mede rekening met het loon van werknemer, de duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag voor werknemer.