Lammers | Thijssen Advocaten Arbeidsrecht

Is de voorwaardelijke ontbinding van een arbeidsovereenkomst onder de WWZ nog mogelijk?

Na invoering van de Wet werk en zekerheid (WWZ) wordt in de literatuur en rechtspraak verschillend gedacht, respectievelijk geoordeeld, over de vraag of voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever, na een gegeven ontslag op staande voet, nog wel mogelijk is.

Als reactie op een ontslag op staande voet wordt doorgaans door de werknemer een procedure gestart stekkende tot vernietiging van het ontslag op staande voet. Onder de WWZ is, anders dan onder het oude recht, buitengerechtelijke vernietiging van het gegeven ontslag op staande voet niet meer mogelijk. De werknemer is dus verplicht zich te wenden tot de kantonrechter. Ter voorkoming van een oplopende loonvordering indien een ontslag op staande voet uiteindelijk toch onrechtmatig zou blijken, verzoekt de werkgever veelal een verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Op deze manier heeft de werkgever duidelijkheid omtrent het einde van de arbeidsovereenkomst.

Een voorwaardelijke ontbinding verschaft enerzijds onder de WWZ niet spoedig de door de werkgever gewenste duidelijkheid meer, nu ook tegen de voorwaardelijke ontbindingsbeschikking hoger beroep kan worden ingesteld. Dit is één van de in de literatuur en rechtspraak genoemde knelpunten die zich in het kader van de voorwaardelijke ontbinding (kunnen) voordoen.

Anderzijds wordt onder andere het standpunt ingenomen dat voorwaardelijke ontbinding onder de voorwaarde – namelijk voor zover de (oorspronkelijke) arbeidsovereenkomst na hoger beroep wordt hersteld – wél mogelijk is nu niet is uitgesloten dat de werkgever daar een redelijk belang bij heeft.

Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad

De Kantonrechter Enschede kampte eveneens met een verzoek om voorwaardelijke ontbinding en besloot – ter zake duidelijkheid te verkrijgen – op 26 april 2016 enkele prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen. Naast de vraag of een voorwaardelijke ontbinding onder het nieuwe recht nog mogelijk is, wordt ook gevraagd of het antwoord afhankelijk is van de formulering van de voorwaarde, van de grondslag en of het bewijsrecht in het voorwaardelijke ontbindingsverzoek volledig van toepassing is.

Vooruitziende blik van het Hof Arnhem-Leeuwarden?

Overigens heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden op 22 april 2016 (wellicht een voorbode) reeds uitvoerig stil gestaan bij de rechtsfiguur ‘herstelveroordeling’ en de ‘voorwaardelijke ontbinding’ en geoordeeld dat een voorwaardelijke ontbinding na afwijzing van het vernietigingsverzoek in eerste aanleg niet (meer) kan, omdat de arbeidsovereenkomst dan op datum ontslag op staande voet definitief is geëindigd. Er valt niets meer te ontbinden, ook niet voorwaardelijk. Een herstelveroordeling, leidt volgens het Hof niet tot herleving van de oude arbeidsovereenkomst maar tot een nieuwe juridische overeenkomst onder dezelfde voorwaarden. Deze arbeidsovereenkomst is op voorhand niet te ontbinden. Wij zijn benieuwd wat de Hoge Raad hierover zal zeggen. De Hoge Raad beslist binnen (maximaal) zes maanden. De advocaten van Lammers|Thijssen zullen u daarvan uiteraard op de hoogte stellen.