Lammers | Thijssen Advocaten Arbeidsrecht

Gerechtshof: ontslag op staande voet nog voordat loonsanctie ‘gevoeld’ wordt, is nietig.

Het niet meewerken door een werknemer aan de re-integratieverplichtingen levert een wettelijke loonuitsluitingsgrond op. In geval van bijkomende omstandigheden kan de werkgever zelfs overgaan tot een ontslag op staande voet. Dat een ontslag op staande voet wegens het niet meewerken aan de re-integratieverplichtingen niet altijd stand houdt, blijkt uit een recente uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 22 juni 2017. Wat was er aan de hand?

Een werknemer (sinds 15 september 2015 in dienst) was werkzaam als chauffeur op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Op 28 december 2015 meldt werknemer zich ziek. Vervolgens heeft de bedrijfsarts tot tweemaal toe geconcludeerd dat werknemer arbeidsongeschikt is voor de eigen werkzaamheden, maar dat aangepaste werkzaamheden volgens een opbouwschema wel mogelijk zouden moeten zijn. Werknemer weigerde deze passende werkzaamheden te verrichten en vraagt een deskundigenoordeel aan bij het UWV. Werknemer wordt in het ongelijk gesteld.

Daarop besluit werkgever het loon stop te zetten. Op 13 juli 2016 heeft werkgever werknemer opnieuw gesommeerd diezelfde dag nog te hervatten in aangepast werk. Bij die gelegenheid is werknemer een brief overhandigd waarin wordt medegedeeld dat indien werknemer niet uiterlijk om 14.45 uur die dag verschijnt voor instructies teneinde te hervatten in aangepast werk om 15.00 uur er een ontslag op staande voet zal volgen. Werknemer verschijnt vervolgens niet waarna er op 13 juli 2016 een ontslag op staande voet wordt gegeven.

Het Gerechtshof is van oordeel dat werkgever te snel is overgegaan tot het geven van een ontslag op staande voet. Werknemer heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat werkgever het loon altijd betaalt op de 15e van de maand volgende op de maand waarover het loon verschuldigd is. Dat betekent dat werknemer pas op 15 juli 2016 voor het eerst de financiële gevolgen zou merken van de aangekondigde loonstop. Dit terwijl het ontslag op staande voet op 13 juli 2016 is gegeven. Dat was dus nog voordat werknemer het effect van de loonstop feitelijk heeft ervaren, omdat het loon over de maand juni (zonder de loonstop) eerst op 15 juli zou zijn betaald.

Voorts benadrukt het Gerechtshof dat een ontslag op staande voet een uiterst middel dient te zijn en dat een werkgever daarvan met terughoudendheid gebruik dient te maken. Voor die terughoudende toepassing is volgens het hof reden in deze kwestie, omdat de wet reeds voorziet in een minder verregaande sanctie, namelijk het verlies van het recht op loonbetaling (artikel 7:629 lid 3 BW).

Deze uitspraak bevestigt dat het noodzakelijk is de juiste juridsiche c.q. strategische stappen te zetten alvorens tot een ontslag, al dan niet op staande voet, wordt overgegaan nadat werknemer bij herhaling de wettelijke re-integratieverplichtingen verzaakt. In de reden wordt in elk geval verlangd dat er één of meerdere – op de juiste wijze doorgevoerde – loonsancties moeten zijn opgelegd die ook daadwerkelijk door de werknemer gevoeld zijn en er een deskundigenoordeel bij het UWV moet zijn afgegeven.